19 juni 2008
Ik ben doodop. Weinig geslapen en wellicht met een klein gebrek aan vocht in de hersenen met dank aan de rode wijn van gister. Ik probeer de Italiaanse woorden die in mijn hoofd opkomen in het Nederlands te vertalen. Ik zit in een propvolle trein die zo richting west gaat vertrekken. De mensen doen er goed aan naar zee te gaan, want over een tijdje zal het hier in Bologna niet meer uit te houden zijn. Op het station is het in ieder geval niet uit te houden, want er zit een mevrouw door de speakers in haar nasaalste italiaans de treinen te commanderen wat ze allemaal moeten gaan doen. Ah fijn, we gaan. Tegenover mij lacht een Duits meisje mij vriendelijk en ietwat verlegen toe. Een verlegen lach, die heb ik lang niet gezien. Italianen wordt namelijk al heel vroeg geleerd dat het niet goed is om ook maar enige vorm van twijfel te laten zien of horen. Italianen moeten altijd zeker van hun zaak zijn. Dat weet de mevrouw die de treininformatie rondschreeuwde ook. Ik zou nog wel even door kunnen gaan met zeiken over wat er allemaal niet goed is aan de Italianen, maar ik heb een principiele hekel aan zeiken en aan principes moet je je houden, dat weet een echte Nederlander. Oe, daar ging ik bijna weer..
Ik zei gedag tegen mijn twee vrienden in Italie. Vincenzo, de Siciliaan die op zijn 15de van zijn warme, goedmoedige sicilie is verhuisd naar het kille Bologna, waar hij zijn leven maar aan zijn studie heeft gewijd, en Giovanna, mijn huisbazin, televisiespelletjeskijkpartner en verteller van grote visserslatijnverhalen over haar leven en de levens van anderen. Met haar 68 jaar nog steeds een vrolijke en ietwat naieve oma die haar kinderen teveel verwent en daarvan zelf de zure vruchten moet plukken. Ik zei gedag tegen de vreemde stad die Bologna heet, met haar immer grijze lucht en haar bleke bewoners die nooit een straal van de zon, als die er al is, opvangen, doordat ze zich slechts onder de befaamde bolognese portici bewegen. De stad met de studenten die op het plein rebelse communisten zijn, maar binnen in de collegezaal jaknikkers op de eerste rij. De stad met heerlijk eten, maar alleen voor non-vegetariers, want groenten behoorlijk klaarmaken kunnen ze niet. De stad die ik nooit echt goed heb kunnen doorgonden. Het enige dat ik weet is dat ze heel, heel anders is dan ik. In ieder geval heeft ze als een decor voor veel van de verhalen in mijn hoofd gediend.
Ik zeg de stad gedag met een moeizame glimlach, met de gedachte dat ik waarschijnlijk niet zo snel terug zal keren. Ik zeg de povlakte gedag, met haar moeilijke klimaat en de kleuren die altijd onhelder zijn door de vochtigheidsgraad van de lucht. Ik ga weer terug naar Genua, waar mijn bed staat, maar wat ook niet echt als een thuis heeft gevoeld –nou moet ik zeggen dat ik er dan ook weinig ben geweest – . Ik ga terug om de zee te groeten en een laatste fles wijn open te trekken met mijn Napoletaanse huisgenootje. Dan neem ik morgenochtend de trein naar Turijn, om vervolgens de bus naar Lyon te nemen, voor een weekje vakantie in Frankrijk. Alsof ik nog niet genoeg vakantie heb gehad het afgelopen jaar...
woensdag 2 juli 2008
Abonneren op:
Posts (Atom)